Wetsvoorstel zeker niet in de ijskast
Philip Veerman
Het IJslandse parlement maakte ‘headlines’ door het initiatiefwetsvoorstel dat als de ouders een jongensbesnijdenis willen uitvoeren, daarvoor eerst toestemming gevraagd moet worden aan degene die dat ondergaat. Omdat dit besnijdenisritueel op de achtste dag plaatsvindt bij Joodse jongentjes komt dit voor Joodse kinderen feitelijk neer op een verbod en een beperking van de godsdienstvrijheid. Immers een baby van acht dagen kan je geen toestemming vragen. Op 28 april wekte de Times of Israel (“Key Iceland parliament committee favors scrapping bill to ban circumcision”) de indruk da teen belangrijk Comité van het IJslandse Parlement dit wetsvoorstel zeer kritisch had bekeken en verdere behandeling was uitgesteld. Navraag van mijn kant bij het IJslandse parlement leverde op datr van uitstek zeker geen afstel te verwachten is. Elisabeth Patricia Kruger van de Judicial Affairs and Educational Committee schreef mij dat het betreffende wetsvoorstel nog gewoon bij het Comité in behandeling is. Andere correspondentie die ik voerde met de heer Sigrídur Thorsteinsdóttir van het secretariaat van de Althingi, het Parlement, gaf aan dat wetsvoorsdtel No 114, na de eerste ronde in de Kamer nu bij het Judicial Affairs and Education Committee, verder besproken wordt. In IJsland zijn verkiezingen op 26 mei, maar daarna gaan de besprekingen weer verder op 28 mei.
In Reykavik is een steen in de vijver geworpen en er zijn heel wat rimpelingen te verwachten hierdoor. Gevolgen zullen niet alleen te voelen zijn bij Joden maar ook bij Moslims nog ver buiten IJsland.
Ook nogal wat Islamitische jongetjes worden besneden in de babytijd, velen echter rond hun achtste jaar, een groep in het begin van de adolescentie. Dat is nog wel een leeftijd waarop het mogelijk is naar kinderen te luisteren en volgens artikel 12 van het Internationale Verdrag van de Rechten van het Kind (IVRK) hun mening te wegen. Vanaf het eind van de basisschool tot 16 jaar is het in Nederland gangbaar dat bij medische beslissingen de mening van de jongere mee te wegen. De beslissing ligt in die leeftijd dan bij de ouders en het kind samen. Bij baby’s wordt verondersteld dat ouders een goede beslissing nemen in het belang van het kind. Later dan de babytijd is de besnijdenis ingrijpender, moet er gehecht worden en is het traumatischer.
Gert van Dijk (medisch analist, filosoof en ethicus), was er als een seculiere missionaris als de kippen om als woordvoerder van de Nederlandse artsenorganisatie KNMG op 2 mei j.l. in het Televisieprogramma Nieuwsuur te pleiten voor een IJslandse aanpak in Nederland. Daar stelde hij dat jongensbesnijding strijdig is met het recht op lichamelijke integriteit van het kind. Hij noemde het zonder medische reden chirurgisch verwijderen van de voorhuid bij jongens schadelijk, stelde dat ook besneden mannen minder genotsbeleving hebben van hun seksualiteit. Er zijn veel wetenschappelijke artikelen die dit niet onderschrijven en deze laatste bewering lijkt daarom controversieel. Het meest verbazingwekkend is dat de KNMG woordvoerder jongensbesnijdenis op één lijn plaatste met besnijdenis van meisjes, een ernstige schending van kinderrechten waar vaak de clitoris wordt weggesneden. Toen het Internationaal Verdrag van de Rechten van het Kind (IVRK) tot stand kwam (1979-1989) werd in artikel 24 paragraaf 3 opgenomen dat “de Staten die partij zijn, alle doeltreffende en passende maatregelen nemen, teneinde traditionele gebruiken die schadelijk zijn voor de gezondheid van kinderen af te schaffen”. Deze paragraaf werd tijdens de totstandkoming van het Verdrag geïnterpreteerd als met name van toepassing te zijn op meisjesbesnijdenis.
De eminente kinderrechtenexpert Michael Freeman stelde in 1999 in het British Journal of Urology International (in zijn artikel ‘A child’s right to cirumcision’) “dat je kan argumenteren dat als Joodse of Moslim ouders [hun zoon] niet laten besnijden het kind wezenlijke schade kan oplopen”. Van Joodse- of Moslimouders wordt dit, zo stelde Freeman, immers verwacht. Het gevaar is dat kinderen een cultureel buitenbeentje worden in hun groep.
Artikel 8 paragraaf 1 van het Internationale Verdrag van de Rechten van het Kind (IVRK) legde vast dat “de Staten die partij zijn, zich verbinden tot eerbiediging van het recht van het kind zijn of haar identiteit te behouden, met inbegrip van nationaliteit, naam en familiebetrekkingen zoals wettelijk erkend, zonder onrechtmatige inmenging”. Freeman stelde dat een jongen te onthouden hem te laten besnijden neer komt het kind te onthouden van zijn recht op religieuze- en culturele identiteit. Inderdaad, er is geen medische noodzaak voor jongensbesnijdenis, maar het anders onthouden van identiteit en dan een verbindingsschakel met de traditie te verbreken, wordt in IJsland en ook niet door de KNMG meegewogen.
Lees als PDF
Lees in: the times of Israel