‘Help Eritrese vluchtelingen in eigen taal’

Philip Veerman

In: Den Haag Centraal | Donderdag 19 september 2024

Den Haag heeft te weinig oog voor de trauma’s van gevluchte Eritrese jongeren. Omdat de doelgroep moeilijk te bereiken is en de problemen groot zijn, pleit Philip Veerman voor hulpverlening in de eigen taal.

Op 17 februari van dit jaar waren er rellen met een explosie van geweld bij het Haagse zalencomplex Opera aan de Fruitweg. Aanhangers van het regime van Eritrea (vaak het Noord-Korea van Afrika genoemd) waren binnen, tegenstanders buiten koelden hun woede op het regime vooral op Haagse politieagenten. De gemeente Den Haag leek totaal niet voorbereid op de heftigheid.
Eritrese jongeren, gevlucht voor het regime omdat zij zich daar niet veilig voelen, werden in Nederland (waar zij zich veilig waanden) geconfronteerd met het feit dat het Afewerki-regime (soms via stromannen) bijeenkomsten organiseert en de tentakels ook in Nederland naar hen uitsteekt. Met grote angst tot gevolg. Die opvlammende angst voor het regime is gemist door de gemeente en er is een groot tekort aan post-traumabehandelingen voor deze gemeenschap.
Nabij station Laan van Nieuw Oost-Indië staat het voormalige gebouw van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Tot zo’n halaar geleden was in een gedeelte van het gebouw het project ‘Coliving’ gevestigd, waar studenten woonden met jonge statushouders van 18 tot 27 jaar. Zij ontvingen daar (woon)begeleiding, ondersteuning en hulp bij het opbouwen van een nieuw leven in Den Haag. Vanwege de aanstaande sloop van het gebouw heeft de gemeente de bewoners (onder wie relatief veel Eritreeërs) verhuisd naar studio-appartementen elders in de stad.

PTSS
Co-living was een project van het Jeugd Interventie Team (het JIT) en als gz-psycholoog verbonden aan het JIT werd ik vaak geconsulteerd over de Eritrese bewoners van Coliving. Wat mij opviel, was dat bijna alle Eritrese bewoners leden aan een PTSS (posttraumatische stressstoornis). Ze zijn gevlucht uit Eritrea om te ontkomen aan de militaire dienst, een periode die tientallen jaren kan duren. Maar ook de onmogelijkheid om je vrij te uiten droeg bij aan hun besluit om illegaal het land te verlaten. Vervolgens raakten veel van deze jongeren getraumatiseerd door de lange en gevaarlijke reis vol mensensmokkelaars, afpersing, misbruik en verkrachting.
Praten over problemen doe je in Eritrea zelfs niet tegen je beste vriend, omdat je een ander niet lastig wilt vallen. Ook is er veel bijgeloof over psychische problemen en is het wantrouwen groot. Dat maakt het verlenen van hulp lastig. Veel Eritrese jongeren spreken bovendien geen Nederlands of Engels, dus is er een vertaler nodig. Maar een onbekende van de tolkentelefoon wordt door de jongeren gewantrouwd. Daarom is er behoefte aan een project met een hulpverlener die Tigrinya (de taal van Eritrea) spreekt en die de jongeren in de stad, waar zij vaak rondhangen, opzoekt. Bij zo’n project zouden Brijder verslavingszorg, ARQ (het nationaal traumacentrum) en cultureel mediators betrokken moeten zijn.
Zonder adequate behandeling van hun trauma’s worden deze Eritrese jongeren afhankelijk van cannabis en alcohol. Ze worden passief, verliezen motivatie en het lukt hun vaak niet om werk te behouden. Hoewel cannabis en alcohol verlichting bieden van hun problemen, blijven de onderliggende angsten onopgelost.