in: Den Haag Centraal, mei 2019
In zijn recensie van het boek ‘Voor de nazi’s geen Jood’ van Petra van den Boomgaard (DHC 16 mei) concludeert Thijs Kramer dat na de publicatie van dit doorwrochte werk ‘de geschiedenis wat mistiger geworden is’. Daar is dr. Philip Veerman het niet mee eens.
Hans Georg Calmeyer was een Duitse jurist die enige communisten had verdedigd en daardoor tussen 1933 en 1934 zijn beroep niet mocht uitoefenen. Ondanks dat zijn advocatenkantoor weer open kon, meldde hij zich in 1939 bij de Wehrmacht, maar viste naar een civiel baantje. Dat lukte en hij kwam vanaf maart 1941 te werken op het Binnenhof in Den Haag bij de afdeling binnenlands bestuur van de Duitse bezettingsmacht. In Den Haag was hij al snel ‘beschäfigt’. Na de invoering van de meldplicht en registratie voor Joden in 1941 werd het zijn taak uit te zoeken wie eigenlijk in Nederland als Joods moest worden aangemerkt. Calmeyer kreeg daarna als afdelingshoofd de taak gevallen te bekijken waarover twijfel rond de Joodse afstamming was ontstaan.
De fanatieke Nederlandse ambtenaar Jacob Lenz, die al voor de oorlog de bevolkingsregistratie ‘op orde’ wilde stellen, kreeg in de oorlog de kans zijn project te vervolmaken. Het ingevoerde persoonsbewijs bewees de Duitsers een grote dienst. In 1944 bombardeerden de Engelsen Villa Kleykamp tegenover het Vredespaleis, waar het bevolkingsregister gevestigd was. ‘Too little too late.’ Calmeyer was weliswaar geen nazi, maar was wel onderdeel van het Duitse (vervolgings)raderwerk. Hij wordt wel de ‘Nederlandse Schindler’ genoemd, en Thijs Kramer noemt hem ook zo in zijn recensie (‘Een Schindler in Den Haag’, Den Haag Centraal van 16 mei). In de recensie van het boek van Petra van den Boomgaard concludeert Kramer dat na de publicatie van dit doorwrochte werk (‘Voor de nazi’s geen Jood’, uitgeverij Verbum) ‘de geschiedenis wat mistiger geworden is’. Daar ben ik het niet mee eens. Net als een auto met mistlicht heeft de onderzoekster met een brede stralenbundel licht geworpen op dit complexe onderwerp. De vraag of Calmeyer een Nederlandse Schindler was bijvoorbeeld is hierdoor ook niet zo makkelijk te beantwoorden.
Oskar Schindler, die bekendheid verwierf door de film van Spielberg, redde 1200 Joden, Calmeyer droeg eraan bij dat ruim 2500 Joden in Nederland de dodendans ontsprongen. Maar een actieve rol speelde Calmeyer niet. Hij ontwierp een beslissingskader en als de indieners zich daaraan hielden, was er kans dat de Jodenster af kon. Als de verklaring er echt uitzag (bijvoorbeeld voorzien was van een stempel van een notaris), dan werd het verhaal geaccepteerd. Een geluk voor de aanvragers was dat DNA-onderzoeken in oorlogstijd niet bestonden. De genealogische afdeling van de politie te Den Haag (de enige plaatselijke politie met zo’n afdeling die naging of mensen zich wel juist geregistreerd hadden) was dan vast bij alle aanvragers DNA-onderzoeken gaan afnemen. Calmeyer heeft ook mensen ‘opgewaardeerd’ naar het hebben van drie of vier Joodse grootouders, hetgeen deportatie betekende. Dat laatste mogelijk om de schijn van geloofwaardigheid van de reeds goedgekeurde zaken niet te ondermijnen. Voor aanvragers was het op de ‘Calmeyer-lijst’ proberen te komen niet zonder risico.
Advocaat Nijgh
De Haagse advocaat Martien Nijgh speelde een sleutelrol. Hij vertegenwoordigde veel herzieningszaken en door zijn contacten met Calmeyer wist hij goed in te schatten hoe de wind waaide bij Calmeyer. Hij adviseerde collega’s elders in het land en spande zich tot het uiterste in voor zijn cliënten. Als advocaat droeg hij ook verantwoordelijkheid voor de vaak verzonnen verhalen. Na de oorlog ontving hij voor dit moedige werk de Yad Vashem-onderscheiding. Vaak was er nog één hindernis te nemen om het gevaar van deportatie afgewend te krijgen. Die hindernis was dat het lidmaatschap van het Israëlitisch kerkgenootschap. Om aan het gevaar van deportatie te ontkomen werd dan de synagoge in rechte gedaagd. Het Commissariaat-Generaal van Bestuur en Justitie is volgens onderzoekster Van den Boomgaard gaandeweg een vonnis hierover als een vereiste gaan beschouwen. De synagoge werkte bij al dit soort gevallen mee, ook al klopte er niks van, want de eisers waren bijna altijd lid geweest. Alhoewel ze wel hun leven gered hadden op deze manier, werden familieleden met dezelfde achtergrond weggevoerd en vermoord. Het boek van Petra Van den Boomgaard is vooral een historische en juridische studie. Of het ontkennen van de eigen identiteit een psychologische impact heeft gehad, is niet onderzocht.