De bijdrage van Philip Veerman tijdens de conferentie van 16 april 2013:
Als mijn overgrootouders – Izaak Levison en Wilhelmina van Lier, de grootouders van mijn moeder – die precies tegenover dit gebouw een huis en winkel hadden, hadden kunnen vernemen dat hun achterkleinzoon in het “Trippenhuis” nog eens zijn jubileum zou vieren, hadden ze het wellicht niet geloofd.
Maar toch zijn het niet de twee huizen van mijn overgrootouders aan de overkant (waar nu een Chinees reisbureau in gevestigd is) welke mijn moeder helaas voor een appel en een ei verkocht zo’n tien jaar geleden, waar ik aan dacht toen dr. Coby de Graaf van het CCRA deze locatie voorstelde als plek voor de conferentie van vandaag.
Nee, ik moest denken aan de uitspraak van de filosoof Soren Kierkegaagd “de mens kan lijden aan het verstrijken van de tijd”. En ook al ben ik ben ik geboren in 1948, de foto’s dat bij de Nieuwmarkt en de Waag waar vanaf 1941 tot het eind van de Tweede Wereldoorlog de “Joodsche wijk” begon zijn op mijn netvlies gebrand.
Dat ik op deze plek, zo dicht bij het hart van de Jodenvervolging, ik dit persoonlijk verhaal van mijn familie mag vertellen geeft veel genoegdoening. Want het was absoluut niet de bedoeling van de nazi’s dat er nog een Joodse Nederlander zou zijn die 70 jaar na de Tweede Wereldoorlog on this very same place en dan nog wel in de K.N.A.W. zijn verhaal zou kunnen doen van discriminatie, moord (op zo’n 200 familieleden van vaders en moederskant.
Er zijn nog veel meer foto’s die ik zou kunnen laten zien bijvoorbeeld die van mijn vader’s broer Alfred Veerman, die rechten ging studeren en een zeer succesvolle advocaat werd, officier in het Nederlandse leger aan het begin van de oorlog, die geprobeerd heeft over te steken naar Engeland maar die werd gearresteerd, doorgestuurd en in Auschwitz omkwam. Maar dit persoonlijke verhaal van mijn familie is er een van tóch maar weer doorgaan na de oorlog en toch ook grote vitaliteit.
Mijn vader had vooral die vitaliteit en hij was in de oorlog naar Zwitserland gegaan maar werd verzetsstrijder, reisde heen en weer als passeur op de Zwitserse weg en bracht veel mensen in veiligheid (onder andere de hoofdredacteur van illegale het Parool Gert Van Heuven Goedhart die Minister van Justitie werd in het Tweede kabinet Gerbrandy in Londen).
U zult ook begrijpen dat ik zowel uit het onrecht dat mijn familie en de andere Joodse Nederlanders is aangedaan als uit de moed van mijn vader (die tenslotte werd gearresteerd door de Gestapo) mijn motivatie haalde om mij in te zetten tegen onrecht en voor de rechten van het kind. Zo voelde ik mij bijvoorbeeld bij een werkbezoek aan Sierra Leone in de burgeroorlog daar vreemd genoeg ook op mijn plaats.
Om de hoek van het Trippenhuis waren ook de textielgroothandels (nu bijna allen daar verdwenen), waarvan één van mijn grootvader en vader was (Drukker & Co, gevestigd 5 minuten lopen van hier, n.l. gelegen aan de Geldersekade “aan de goede kant van de Geldersekade” placht mijn vader altijd te zeggen). In de oorlog moesten mijn grootvader en vader het bedrijf afstaan aan een z.g.”Verwalter” en de drie leegstaande grachtenhuizen (waar het kantoor gevestigd was) werden afgebroken.
Op deze foto ziet u mijn grootvader tussen de puinhopen die ze aantroffen na de oorlog. Ze kregen toestemming om een noodgebouw neer te zetten (dat er tot de huidige dag nog staat en nu een Chinees bedrijf is). Hier ziet u mijn vader op het in aanbouw zijnde noodgebouw en hier ziet u dat de familiezaak weer geopend werd:
en in volle glorie hersteld:
Hieronder ziet u mij op schoot bij mijn grootmoeder Regina Veerman tijdens de opening van het gebouw aan de Geldersekade:
Dat zo’n achtergrond je niet in de koude kleren gaat zitten zult u wel begrijpen en u begrijpt ook wel dat ik uit eigen ervaring veel weet van transgenerationele overdracht van de gevolgen van vervolging. De angst voor de vervolging werd doorgegeven. Zo was de presentatie van Prof. Michael Freeman en zijn pleitdooi jongensbesnijdenis niet te zien als een harmful traditional practice voor mij erg invoelbaar, want voor mij betekent dit vooral right to identity. Uit angst voor de Duitsers had mijn moeder mij niet laten besnijden en dit heb ik laten doen in het Joodse Ziekenhuis toen ik 22 jaar was. Onder protest van mijn moeder die zei “jongen, we hebben het gedaan om je leven te redden”. Vanuit de angst van mijn moeder erg begrijpelijk. Ik ben overigens erg dankbaar dat Michael (die zoals u hebt kunnen zien Parkinson heeft en niet makkelijk ter been is en nu ook al weer op de terugreis is naar Heathrow) kwam aanvliegen en dankbaar dat hij ruim 20 jaar de editor in chief was van het door mij opgerichte International Journal of Children’s Rights. Het was kon vanuit een wetenschappelijk oogpunt niet in betere handen zijn geweest. Je kan wel een goed idee hebben voor een academisch tijdschrift maar iemand moet de lat academisch hoog leggen. En dat deed Michael.
U zult begrijpen dat met zo’n achtergrond als ik heb, het verhaal van de Pools-Joodse kinderarts en pedagoog Janusz Korczak, die in 1942 met de kinderen van zijn Joodse weeshuis Dom Sierrot op transport werd gesteld naar Treblinka om er te worden vergast, mij speciaal aangreep. Dankzij Korczak ben ik op het spoor van kinderrechten gekomen want Korczak was een pionier op dit gebied. Ik schreef erover maar richtte ook de Janusz Korczak Stichting op in Nederland, tot grote bloei gebracht door Theo Cappon.
Wat de kinderbescherming en jeugdwelzijnszorg betreft begon mijn bemoeienis in 1971 toen ik (als student van de Sociale academie toen nog) het initiatief nam om z.g. therapeutische gezinshuizen op te richten volgens het model ontwikkeld door John Brown in Canada, waar ik een zomerstage had en waar ik steeds zou terugkomen om het model verder te bestuderen. Er waren toen vooral grote inrichtingen (Rekken en Zetten).
Ik richtte de Stichting Browndale Nederland op en als tovenaarsleerling (zonder veel kennis van psychopathologie nog) overtuigde ik mej. Mr. Terwindt (hoofd kinderzaken van de Gemeentelijke Sociale Dienst, die toen nog kinderen plaatste), de afdeling jeugdpsychiatrie van de GG en GD in Amsterdam en het Ministerie van Justitie maar ook Theo Prinsen, de directeur de Kinderpostzegels en zijn collega van de Stichting voor het Kind (die je ook moest lobbyen om gelden binnen te krijgen).
Al snel bleek dat de founder in Canada wel mooie praatjes had, maar mij niet de full story vertelde. Daar had Dan Mulock Houwer (de voormalige Secretaris-Generaal van de World Union of Child Welfare in Genѐve, Welfare, waarvan zijn zoon vandaag mijn gast is) mij al voor gewaarschuwd. Ik vond dezer dagen nog een interview (dat ik geregeld had) van Vrij Nederland met John Brown waarvan de kop luidde “John Brown: het geld moet niet naar de gebouwen, maar naar de mensen”.
Grappig als je dat nu leest want veel weten wellicht dat Brown hier een scheven schaats reed. In een tijd dat velen hun guru vonden (en psychiater Foudraine en anderen daarvoor naar India gingen) was ik net door deze Browndale ervaring genezen van guru’s en mensen die het antwoord op alles hadden. Ik werd (mede geïnspireerde door Mulock Houwer) raakte geïnteresseerd in wetenschap en ging in de avonduren orthopedagogiek studeren terwijl ik werkte voor kinderpsychiater Prof. Jannie Sanders-Woudstra. Ik hielp haar de therapeutische gezinsverpleging (TGV) in Rotterdam op te zetten en ik nam een eerste directeur aan, René de Bot.
Daarna kon ik ervaring opdoen bij het PPI Amsterdam en vertrok ik naar Israel, want Lea Dasberg had mij uitgenodigd een proefschrift te schrijven over de rechten van het kind en Janusz Korczak. Ik wilde mensen die Korczak in Polen gekend hadden interviewen en dat lukte. Zeventien jaar bleef ik in Israel, richtte DCI- Israel op en was ook vijf jaar de President van het internationale bestuur van DCI in Genѐve.
Een moeilijke taak want voor een bestuursvergaderingen moesten we hokjes bouwen voor de vertalers die alles in het Engels, Frans en het Spaans simultaan vertaalden. Deze taak bracht me ook regelmatig naar New York, naar de Steering Committee van de Coalition against the Use of Child Soldiers, bijvoorbeeld UNICEF in Kenya en DCI in Kumassi in Ghana. Ik heb altijd veel gehad aan de steun van Hans van Loon van de Haagse Conferentie voor Privaatrecht en Prof. Theo van Boven en ik ben hen daar dankbaar voor.
In 2004 kwam ik weer terug naar Nederland en in 2005 werd in gz psycholoog. Vanuit Israel had ik steeds contact gehouden met Leo Ligthart en die had mij aangemoedigd deze stap te maken en te gaan rapporteren voor het NIFP. Jn 2007 werd ik geheadhunt voor Bouman GGZ door Wim Paling. En zo kwam ik terecht in de verslavingspsychiatrie. Met veel plezier heb ik er jonge mensen opgeleid voor de postmaster gezondheidszorgpsychologie. Ik dank Yvonne Slee, hoofd opleidingen en mijn collega opleider (voor de klinisch psychologen) Annemiek van Dijke voor de goede samenwerking.
Tenslotte het CCRA, het Children’s Rights Center Amsterdam van de rechtenfaculteit van de Universiteit van Amsterdam. Coby de Graaf nodigde mij uit om in het bestuur plaats te nemen en zo kon ik in Nederland mijn kennis van rechten van het kind ook een plaats geven. Coby had geen makkelijke taak. Al uit de tijd van Prof. Miek de Langen hebben andere juristen dit vak jeugdrecht vaak bezien als een ‘ondergeschoven kindje’. Coby is altijd maar weer doorgegaan om het vuur brandend te houden en het thema op de kaart te zetten en niet alleen voor juristen (ook nogal wat pedagogen volgen bijvoorbeeld de minor die het Centrum aanbiedt). Rechten van het Kind zal in Amsterdam wel nooit een zwaartepunt worden, maar we hebben hoop dat het toch een plek van betekenis zal krijgen.
Ik ben trots dat ik (misschien een beetje als informateur) de weg gebaand heb voor Prof. Ernst Hisch Ballin als formateur voor een ontluikende samenwerking tussen het Centre for Family Law van de VU, de afdeling forensische orthopedagogiek van de Universiteit van Amsterdam en het CCRA van de rechtenfaculteit van de UvA, in een nieuw te vormen gemeenschappelijk centrum, welke in 2014 waarschijnlijk met een gezamenlijke minor gaat komen en gezamenlijk onderzoek gaat doen. Zoals het er naar uit ziet, maar het is nog wat vroeg, lijkt het dat we zo rechten van het kind in Amsterdam toch kunnen weten te behouden en zelfs uitkunnen bouwen. Als iemand dat verdient dan is het Coby de Graaf wel. Ik dank daar voor al haar steun van de laatste jaren en haar medewerker Nienke van der Meij voor de organisatie van dit Congres.
Tenslotte wil ik u als follow up van waarmee ik begon met dit praatje een foto laten zien van mijn twee Ethiopisch-Joodse kinderen in Israel: Netta en Ido.
Ik ben enorm trots op ze.
Zo is dit wel een heel persoonlijk praatje geworden. Ik dank u voor het uitzitten van deze marathon en hoop met u allen een glas wijn te drinken.